‘EEN BIJDRAGE LEVEREN AAN EEN SECTOR IN NOOD GEEFT ME VEEL VOLDOENING’.

Patrick volgt het derde jaar van de opleiding Professionele Bachelor Verpleegkunde aan de Thomas More Hogeschool in Mechelen. Hij is voltijds vrijgesteld van zijn job als administratief bediende in het UZ Leuven om lessen te volgen en stage te lopen. Door covid-19 moest hij twee keer van stageplaats veranderen. ‘Tijdens mijn stage had ik door covid-19 dubbele pech: toen mijn stageplaats – een dienst voor palliatieve thuisbegeleiding – op 13 maart (de dag waarop België in lockdown ging) besliste om alleen nog essentiële huisbezoeken af te leggen, werd mijn stage stopgezet. De aanwezigheid van een extra persoon bij sowieso al kwetsbare personen werd beschouwd als een onnodig bijkomend risico op de verspreiding van covid-19. Ik vond via mijn school meteen een nieuwe stageplaats in het UZ Brussel, maar ook dat ging niet door. Eerder die week was ik aanwezig geweest op een opleiding, waarbij drie cursisten positief hadden getest op covid-19. Dat kon betekenen dat ik ook drager was en het virus zou kunnen doorgeven aan anderen, wat voor het ziekenhuis een ernstig gezondheidsrisico betekende.

Daardoor mocht ik dus niet naar mijn nieuwe stageplek, en moest ik in quarantaine. Derde keer goede keer: na twee weken zelfquarantaine vond ik eindelijk een nieuwe stageplaats, in het woonzorgcentrum De Ravestein in Hever (bij Mechelen). In dit centrum bleek de uitbraak van covid-19 onder controle: bewoners die symptomen hadden, werden maximaal geïsoleerd op een hiervoor voorziene afdeling, waarbij ook het personeel exclusief op deze afdeling werkte. Tot op heden zijn er geen overlijdens geweest door het virus. Ik was actief op twee non-covid-afdelingen, waar de gebruikelijke beschermingsmaatregelen werden gehanteerd: steeds een mondmasker voor het zorgpersoneel en nieuwe wegwerphandschoenen bij elk contact met de bewoner en zijn omgeving. Tweemaal daags werd de lichaamstemperatuur van de bewoners gemeten en noteerden we ook of ze andere symptomen hadden. Ik ben in contact gekomen met bewoners die symptomen vertoonden. Enerzijds was ik erg bezorgd over hun gezondheid, anderzijds had ik angst om door het virus besmet te worden en het in mijn eigen gezin te introduceren. Corona heeft zeker een grote invloed gehad op de werking van het woonzorgcentrum. Het naleven van de extra veiligheidsmaatregelen zorgde voor een extra belasting voor de zorgverleners. Voor de bewoners van het centrum die geen bezoek mochten ontvangen en dus in gedwongen afzondering zaten, was het gescheiden zijn van hun naasten heel moeilijk. Ik kan me voorstellen dat velen zich zeer eenzaam voelden door een gebrek aan zinvolle sociale interacties. De weinige sociale contacten die ze nog hadden, waren met zorgverleners met handschoenen en een mondmasker op, wat de communicatie erg bemoeilijkte. De non-verbale communicatie viel voor een groot deel weg door dat masker en liplezen lukte ook al niet meer voor de vaak hardhorige ouderen. Door de gedwongen afzondering van hun geliefden voelden vele ouderen zich eenzaam. Wanneer ik dan ook nog eens geen tijd voor hen kon maken, voelde ik me daar niet goed bij. De noodzakelijke beschermingsmiddelen creëerden een afstand tussen ons als zorgverleners en de bewoners. Omdat het stukje non-verbale communicatie grotendeels wegviel, was het niet gemakkelijk om onze empathische aanwezigheid te doen gevoelen. Dat wij als studenten verpleegkunde actief blijven in de zorg tijdens deze crisis, lijkt me vanzelfsprekend. In onverdachte tijden was er al het gekende, soms schrijnende gebrek aan personeel in de zorg. Sommige afdelingen rekenden altijd al op de aanwezigheid en inzet van studenten om de nodige zorg te kunnen garanderen voor hun zorgvragers. Dus als de nood zo hoog is als vandaag, lijkt het me logisch dat het alle hens aan dek is om deze crisis te bedwingen. Een bijdrage leveren aan een sector in nood geeft me veel voldoening. Ik ervaar ook een groot gevoel van samenhorigheid onder het personeel: ‘samen slaan we ons hierdoor’ is het onuitgesproken motto. De blijken van solidariteit in de samenleving vind ik eveneens hartverwarmend. Ik heb de indruk dat mensen heel veel respect hebben voor het werk van de zorgverleners, en dat ze nu pas beseffen hoe belangrijk wij zijn voor de volksgezondheid en de bescherming van de gezondheid van de meest kwetsbaren. Jammer genoeg heb ik mijn stage vroegtijdig moeten onderbreken wegens overbelasting/burnout-klachten, die deels veroorzaakt zijn door de impact van covid-19 op mijn professioneel en privéleven. Door de lockdown moest mijn vrouw verplicht telewerken en zat mijn zoontje van zeven, die in het eerste leerjaar zit, opeens ook hele dagen thuis. Door de onderbreking van mijn stage moest ik dan nog twee weken inhalen op het moment dat de online lessen gestart waren. Ik voelde me als het ware een soldaat die op twee fronten actief was. Op welke manier kon ik tijdens deze crisis nog tot rust komen en de batterijen opladen? In combinatie met de veeleisende opleiding is mijn bobijntje dan stilaan afgeraakt. Ik probeer momenteel de schade te beperken, en de nodige lessen te trekken voor het vervolg van de opleiding. Maar nu eerst trachten de examens van juni zonder kleerscheuren door te spartelen, en dan begin juli nog mijn resterende stagedagen inhalen.’


“TO CONTRIBUTE TO A SECTOR IN NEED GIVES ME GREAT SATISFACTION.”

Patrick is in his third year of the Professional Bachelor of Nursing at Thomas More University School in Mechelen. He is full-time exempted from his job as an administrative clerk at the University Hospital of Leuven to take classes and do an internship. Due to covid-19, he had to change internship twice. ‘During my internship, I had double bad luck due to covid 19: when my internship – a palliative home counseling service – decided on March 13 (the day Belgium went into lockdown) to make only essential home visits, my internship was stopped. The presence of an additional person by already vulnerable persons was considered an unnecessary additional risk of the spread of covid-19. I immediately found a new internship at the University Hospital in Brussels through my school, but that was also canceled. Earlier that week I attended a training course where three students had tested positive for covid-19. This could mean that I was also a carrier and could pass the virus to others, which posed a serious health risk to the hospital. So therefore I was not allowed to go to my new internship and had to go in quarantine. Third time’s the charm: after two weeks of self-quarantine, I finally found a new internship at De Ravestein, a residential care center in Hever (near Mechelen). In this center, the outbreak of covid-19 appeared to be under control: residents who had symptoms were isolated to a maximum in a unit provided for this purpose, with a staff also working exclusively in this unit. Up to now, there have been no deaths from the virus. I was active in two non-covid units, where the usual protection measures were applied: always a mask for the healthcare staff and new disposable gloves with every contact with the resident and his
environment. The residents’ body temperature was measured twice a day and we also noted whether they had other symptoms. I had contact with residents who showed symptoms. On the one hand I was very concerned about their health, on the other hand I was afraid of being infected by the virus and introducing it to my own family. Corona certainly had a major influence on the functioning of the residential care center. Respect for the additional safety measures put an extra burden on the caregivers. It was very difficult for the residents of the center who were not allowed to receive visitors and were therefore in forced isolation from their neighbors. I imagine many felt very lonely due to a lack of meaningful social interactions. The few social contacts they had left, were with care providers wearing gloves and a mask, which made communication very difficult. Non-verbal communication was largely lost because of the mask and lip reading, which was no longer successful for the often hard of hearing elderly. Due to the forced isolation of their loved ones, many elderly people felt lonely. When I couldn’t make time for them, I didn’t feel good about it. The necessary protective equipment created a distance between us as caregivers and the residents. Because the non-verbal communication largely disappeared, it was not easy to let them feel our empathetic presence. It goes without saying that we as nursing students remain active in healthcare during this crisis. In unexpected times, there was already the known, sometimes poignant lack of personnel in the care sector. Some units have always counted on the presence and commitment of students to guarantee the necessary care for their care recipients. So if the need is as high as today, it seems logical to me that it is all hands on deck to deal with this crisis. To contribute to a sector in need gives me great satisfaction. I also experience a great sense of togetherness among the staff: ‘together we’ll get over it’ is the unspoken motto. I also find the manifestations of solidarity in society heartwarming. I have the impression that people have a lot of respect for the work of the caregivers, and they are only now realizing how important we are to public health and to protecting the health of the most vulnerable. Unfortunately, I had to interrupt my internship earlier because of overload/burnout complaints, which were partly caused by the impact of covid-19 on my professional and private life. Due to the lockdown, my wife was forced to smart work and my seven-year old son, who is in his first grade, was suddenly at home. Due to the interruption of my internship, I had also to catch up for another two weeks when the online classes started. I felt like a soldier who was active on two fronts. How could I relax and recharge the batteries during this crisis? In combination with the demanding training, my bobbin has gradually run out. I am currently trying to limit the damage and to draw the necessary lessons for the rest of the training. But now first trying to go through the exams of June unscathed, and then catch up with my remaining days of internship in early July.’